Categorieën
Artikelen

Mijn vader hing zijn toog aan de kapstok

Mijn vader was priester en trad in 1969 uit samen met 243 anderen. Hij geloofde niet meer in een opgelegde en inmiddels sterk verouderde religieuze moraal. Hij geloofde niet meer in het roomse kerkbestuur, dat ondanks de eeuwenoude geschiedenis in zijn ogen de weg kwijt was. Hij geloofde niet meer in een leven zonder liefdes‑ en levenspartner van vlees en bloed. Tussen 1961 en 1970 zouden in Nederland in totaal 1026 ambtsdragers het ambt neerleggen. Vaak omdat ze in ‘persoonlijke nood’ verkeerden, in een geloofscrisis verwikkeld waren of niet meer wensten te voldoen aan de celibaatsplicht. De meesten van hen trouwden, kregen kinderen, bouwden aan een nieuw leven.

Trouw, 23 maart 2022

Mijn vader was priester en trad in 1969 uit samen met 243 anderen. Hij geloofde niet meer in een opgelegde en inmiddels sterk verouderde religieuze moraal. Hij geloofde niet meer in het roomse kerkbestuur, dat ondanks de eeuwenoude geschiedenis in zijn ogen de weg kwijt was. Hij geloofde niet meer in een leven zonder liefdes‑ en levenspartner van vlees en bloed. Tussen 1961 en 1970 zouden in Nederland in totaal 1026 ambtsdragers het ambt neerleggen. Vaak omdat ze in ‘persoonlijke nood’ verkeerden, in een geloofscrisis verwikkeld waren of niet meer wensten te voldoen aan de celibaatsplicht. De meesten van hen trouwden, kregen kinderen, bouwdenaan een nieuw leven.

Illustratie: Fadi Nadrous

Niet alleen mijn vader was priester. Onze vaders waren priester. Als zij niet waren uitgetreden, waren wij er nooit geweest. Hun keuze was ingrijpend. De roeping die de meesten hadden gevoeld, was existentieel. Je was zielzorger. 24 uur per dag. Het ambt verlaten, was niet simpelweg je baan opzeggen. De toog aan de kapstok hangen, betekende helemaal opnieuw beginnen, vaak tegen de stroom in. Kinderen van ex-priesters Maar waar begon die onvrede en waarom was het zo massaal?

Vaak wordt het Tweede Vaticaans Concilie (1962‑1965) gezien als de bron van alle veranderingen en de groeiende onrust in de kerk. Vóór het Tweede Vaticaans Concilie behoorde de priester immers nog tot de religieuze elite, diende hij de hiërarchische kerk en was hij de voltrekker van heilige riten. Na het concilie werd de priester steeds meer een gewoon mens, binnen een gemeenschap van andere gewone mensen. Hij keerde zijn gezicht naar de kerkgangers, preekte in de taal van het volk en moest herkenbaar zijn voor zijn medemens. Hij was minder het symbool van die bovennatuurlijke wereld. En hoe meer de priester een gewone sterveling werd, hoe meer hij zich ook zo ging gedragen.

Lees verder in PDF1 & PDF 2