Categorieën
Uit het archief

Stoer katholiek bolwerk

Al 125 jaar tekent het silhouet van de Sint-Nicolaaskerk het Amsterdamse stadsbeeld. Maar hoe vertrouwd de neobarokke koepel en de twee torens van architect Adriaan Bleys ook zijn, het zijn vaker toeristen die er binnen stappen dan Amsterdammers.

De Sint-Nicolaaskerk: 125 bewogen jaren

Al 125 jaar tekent het silhouet van de Sint-Nicolaaskerk het Amsterdamse stadsbeeld. Maar hoe vertrouwd de neobarokke koepel en de twee torens van architect Adriaan Bleys ook zijn, het zijn vaker toeristen die er binnen stappen dan Amsterdammers. Terwijl de kerk met haar geschiedenis en patroonheilige toch op en top Amsterdams is.

» Bekijk dit artikel als PDF

“Het was helemaal geweldig als Sinterklaas aankwam. Samen met mijn broertje en zusjes stonden we dan te wachten naast de pastoor buiten op de trappen voor de Sint-Nicolaaskerk. De brug ging open en de boot kwam aan. De Sint kwam ons eerst een handje geven, voordat hij op zijn paard de stad introk. Tot de zesde klas heb ik in Sinterklaas geloofd. Ik zag wel dat er meerdere Sinterklazen waren, maar er was er maar een de échte, die van de Sint-Nicolaas.” Emmy Louridtz-Hooghiemstra (70) is de oudste van zeven kinderen. Al vier generaties lang is haar katholieke familie verbonden met de Sint-Nicolaaskerk aan de Prins Hendrikkade.

Emmy groeide op in een statig herenhuis op de Geldersekade 53 dat in 1914 familie- eigendom werd toen haar opa Eduard Grünning het kocht en er samen met zijn Marie Cornet ging wonen. Hij had een florerend stucadoorsbedrijf in de Sint Annenstraat. Net als veel andere welvarende katholieken in de buurt was hij een actieve parochiaan in de bloeiende Nicolaasparochie. De in 1887 voltooide ‘H. Nicolaas binnen de Veste’ was het steengeworden symbool van de katholieke emancipatie in de binnenstad. De pompeuze kruisbasiliek van architect Adriaan Bleys stond voor het herwonnen katholieke zelfvertrouwen, voor zichtbaarheid na meer dan twee eeuwen van verborgen geloofsbelijdenis.

Na de Alteratie in 1578 (waarbij Amsterdam koos voor de kant van de prins van Oranje) namen de protestanten het roer over. Katholieken raakten hun kerkgebouwen kwijt en mochten niet langer hun geloof openlijk belijden. Ook de Oude Kerk aan de Oudezijds Voorburgwal, de eerste Nicolaaskerk van de stad, werd na de ‘zuiverende’ Beeldenstorm definitief in gebruik genomen door protestanten. De katholieken gingen noodgedwongen ondergronds. In de loop van de 17de eeuw ontstonden overal in de stad huiskerkjes op zolders en in pakhuizen, ook wel schuilkerken genoemd omdat ze vanaf de straat niet als kerk herkenbaar waren.

Eigenwijze bouwstijl

De Nicolaasparochie vond in 1663 een nieuw onderdak op de hoek van de Oudezijds Voorburgwal en de Heintje Hoeksteeg. Precies: de plek waar nu het museum Ons’ Lieve Heer op Solder zit. De rijke katholieke koopman Jan Hartman verbouwde zijn grachtenpand ingrijpend om de eredienst in ere te houden. Hij maakte op de bovenste drie aan elkaar geschakelde zolderverdiepingen een huiskerk die dienst ging doen als schuilkerk Het Hart, de tweede Nicolaaskerk in Amsterdam. De protestante overheid wist overigens van het bestaan van de schuilkerk, maar gedoogde uiteenlopende geloofsrichtingen binnen haar stadsgrenzen.

De Bataafse Republiek in 1795 zorgde voor een nieuwe omwenteling. De scheiding van kerk en staat ging gepaard met vrijheid van godsdienstuitoefening en later met de gelijkstelling van protestanten en ‘roomsen’. Ook al werden katholieken nog lang als tweederangsburgers behandeld, hun zelfvertrouwen begon onmiskenbaar te groeien. ‘Sint-Nicolaas op Solder’ barstte in ieder geval steeds meer uit zijn voegen, waardoor net als bij andere schuilkerken de zolder plaatsmaakte voor een nieuw bouwwerk. Dankzij schenkingen van rijke katholieken kon in 1884 de eerste paal in de grond geslagen worden voor de derde Sint- Nicolaaskerk in Amsterdam

Adriaan Bleys, die in dezelfde tijd ook het portaal voor het oudevrouwenhuis Vredenburgh bouwde, ontwierp voor katholieke begrippen een markante kerk. Als eigenwijze leerling van Pierre Cuypers besloot hij te breken met de neogotische traditie van kerkenbouw waarop zijn leermeester patent had. Die traditie verwees naar het katholieke bloeitijdperk in de Middeleeuwen. De jongere architect kon zich niet verenigen met de vanzelfsprekendheid van deze bouwstijl en zag de neogotiek als het ongeïnspireerd en ondoordacht kopiëren van een oude stijl. Hij gaf de voorkeur aan een combinatie van vormen en verbond de emancipatie van de Amsterdamse katholieken met neorenaissance en -barok.

Piekfijn naar de hoogmis

Niemand kon om zijn stoere bouwwerk heen. Niet in de laatste plaats door de strategische ligging tegenover het Centraal Station, dat rivaal Cuypers in 1889 tegenover de kerk liet verrijzen. Of je nou op zondag naar de hoogmis ging of met de trein aankwam, het opvallende, wat Oosters-orthodox aandoende silhouet van de nieuwe Nicolaas kon niemand ontgaan. De patroonheilige van schippers, lichtekooien, kinderen en niet te vergeten de stad Amsterdam, mocht voortaan wonen onder een 58 meter hoge achthoekige koepel en twee sierlijke minaretachtige torens.

Op 30 maart 1887 was de officiële inwijding. Een medewerker van het katholieke dagblad De Tijd was er getuige van hoe het Heilige Sacrament in een processie van het oude schuilkerkje naar de nieuwe kerk werd gebracht. “Door een steeds aangroeiende schare geloovigen gevolgd, bereikte het rijtuig eindelijk de nieuwe St. Nicolaaskerk, waar een talrijke menigte met de geestelijkheid de komst van het H. Sacrament afwachtte. Allen werpen zich op de knieën, de lichten worden onstoken, de schellen worden geroerd, en het blijde loflied op het zangkoor verkondigt de eer des Allerhoogsten.”

Een andere getuige van de inwijding was Emmy’s oma Marie Cornet die als bruidje in de processie meeliep. “Volgens mij liep ze vlak achter pastoor Johannes Henricus van Born.” De kleinkinderen van Marie waren ook trouwe kerkgangers en kind aan huis op de pastorie. Emmy herinnert zich de zondagse hoogmis als een wekelijks hoogtepunt. “We droegen hoedjes met strikken en jasjes met een fluwelen kraag. Mijn vader was meestersnijder. Dus we zagen er altijd piekfijn uit. Onze héle familie kwam naar de Nicolaas en na afloop gingen we naar ons huis aan de Gelderse Kade. De kleintjes zaten boven bij ons gezin en de ooms en tantes dronken een kopje koffie beneden bij oma in de mooie kamer. Later op de dag kwam de pastoor langs voor een glaasje en een sigaar. Mijn moeder zei altijd: ‘Dien de heer met een vrolijk hart.’”

Het tij keert

In de vooroorlogse Nieuwmarktbuurt kende iedereen zijn plek, weet Emmy nog. Zij mochten niet op straat spelen of de buurt aan de achterkant van de kade verkennen. Daar woonden de arbeiders en de armen. “Ik vroeg mijn moeder een keer wie die dames achter de ramen waren. ‘Huisvrouwen die geen zin hadden om te werken’, antwoordde zij. Niet dat we neerkeken op andere sociale lagen of religies. Onze buurvrouw maakte hoerenkastjes schoon en daar werd nooit negatief over gepraat.” De familie voelde zich verantwoordelijk voor de rafelranden van de buurt, benadrukt Emmy. “Met alleen voor in de kerk zitten, was je er niet, vond mijn moeder. Voor de Kerst pakten we samen met haar kerstpakketten in op de pastorie die zij langs bracht bij de stille armen in de buurt.

Deze vorm van liefdadigheid is tekenend voor het particuliere initatief in de buurt. Uit parochiearchieven blijkt dat er voldoende middelen waren voor liefdadigheid. Rijke particulieren schonken geld voor voedsel, kleding en betere behuizing. Ook de zusters Augustinessen speelden volgens Emmy een grote rol in de liefdadigheid binnen de parochie. Dat het in de jaren zestig even kantje boord was voor de Nicolaaskerk, was voor Emmy moeilijk te geloven. “Ik dacht altijd: die kerk blijft bestaan, wat er ook gebeurt. Maar net als in een mensenleven kan het tij tijdelijk keren.”

Ontkerkelijking en ontvolking van de binnenstad waren in de roerige jaren zestig de belangrijkste oorzaken voor het sterk teruglopende kerkbezoek van de Nicolaas. Er moest dringend bezuinigd worden. Uit het Pastoraal plan binnenstad Amsterdam van 1969 bleek dat de kerk geen pastorale functie meer vervulde, maar ook dat het gebouw te monumentaal was en te bepalend voor het stadsbeeld om af te breken. Niet dat deze mening breed gedeeld werd. Veel Amsterdammers vonden het bouwwerk niet meer van deze tijd: te pompeus, te groot, te donker.

Vrijwilligers redden de kerk

In 1971 werden de parochies in de Amsterdamse binnenstad opgeheven om plaats te maken voor de R.K. Citykerk. De pastorale zorg werd toevertrouwd aan wijkpastoraten. Sommige kerken zouden open blijven voor omwonenden en bezoekers van de Amsterdamse ‘city’. Andere, waaronder de Nicolaas, stonden op de sluitingslijst. Dat is voorkomen door het gebouw nog net op tijd tot monument te verklaren. De Nicolaas zou fors worden gerestaureerd zodat hij voor de eredienst op zondag behouden kon blijven. Maar toen het geld op was, stopte het opknapwerk en werd er gekozen voor minder elegante oplossingen, zoals het dichtmetselen van de glas-in-loodramen van de koepel.

Een wilde tijd was het, grijnst oud-vrijwilliger Jaap Vlaar (63) in de statige rode kamer van het parochiehuis. “De tijd van de seksuele revolutie. Veel priesters stapten eruit. Ik brak ook mijn seminarieopleiding af en leidde in Amsterdam op kerkelijk gebied een zwervend bestaan tot ik de Nicolaaskerk ontdekte. Het was vooral de abdijliturgie die me aansprak. Het kerkbestuur had een nieuwe vorm gevonden. Niet te politiek, niet te conservatief. De liturgie was omlijst met psalmen en iconen en de drie takken van het christendom kwamen erin samen. Ik voelde me geborgen. Net als veel andere kloosterlingen en alleenstaanden besloot ik te blijven als vrijwilliger.

Het waren de vrijwilligers die de parochieloze kerk behoedden voor verder verval of leegstand. Zij vormden schoonmaakgroepjes, zongen in het koor, maakten een nieuwsbrief en zaten soms met hooguit 100 mensen op zondag bij elkaar in de kerk om de eredienst te vieren. Maar Jaap Vlaar was de enige vrijwilliger die in 1986 in het naburige, leegstaande parochiehuis trok om als een soort beveiliger over de kerk te kunnen waken. “Ik deed alles in mijn uppie. Schoonmaken van de pastorie, de telefoon opnemen, de post openen en raddraaiers verjagen.”

Grote opknapbeurt

Voordat hotel Barbizon kwam en de Zeedijk werd vernieuwd, was het een ruige boel rond de Nicolaas, weet Jaap. “Veel drugsoverlast, inbraken. Ik herinner me dat op de eerste dag dat de kerk openging voor toeristen meteen een beeldje van Maria Sterre der Zee werd gestolen. Inmiddels zijn de kandelaren op het altaar aan de ketting gelegd.” Het bleek ook een inschattingsfout om de hekken voor de kerk weg te halen. “We wilden een open kerk zijn, maar het gevolg was dat ik de slapers onder het bordes had liggen. Ook achter mijn eigen raam was genoeg te zien. Junken zaten er te snuiven en lieten flesjes en etensresten voor me achter.”

De kerk zelf was ook in slechte staat. De ramen waren stuk, duiven vlogen rond, het regende naar binnen en op de bonte muurschilderingen zat een dikke laag vuil. Een van de vrijwilligers beet zich vanaf 1983 vast in de nodige arbeidsintensieve restauratieklussen en hanteerde de goudkwast om Latijnse teksten op de muren te redden.

De echte grote opknapbeurt begon in 1997 onder leiding van architect Frans Boogers, nadat er flink actie was gevoerd voor het behoud van de Nicolaas. Monumentenzorg stak f 8,2 miljoen subsidie in het behoud, het bisdom lapte een paar miljoen bij en er werd een dringend beroep op Amsterdammers gedaan. Die konden leitjes kopen of voor f 25,- een meter voegwerk adopteren om de kerk te redden. Dat de stadsbewoners toch wel gehecht waren aan de kerk, bleek uit de opbrengst: uiteindelijk is er f 13 miljoen ingezameld voor de restauratie. In vier jaar tijd werd elke steen, schildering of vochtplek aangepakt. Een van de meest opvallende veranderingen was het openmaken van de blauwe gebrandschilderde ramen in de koepel, die sinds de jaren zeventig waren dichtgemetseld. Het zonlicht kon weer de kerk binnendringen.

Niet alleen fysiek won de kerk aan levenskracht. De kerkgemeenschap groeide ook. Toen Jaap Vlaar in 2006 de deur van het parochiehuis met enige weemoed achter zich dichtsloeg, telde de kerk maar liefst 600 leden. “Wij wisten niet hoe het zich zou ontwikkelen, maar merkten dat de belangstelling van buiten groeide, waardoor de vrijwilligerskerk steeds meer professionaliseerde. Er kwamen een betaalde koster, dirigent en secretaris.” De waardering bij het bisdom groeide ook. Met de aanstelling op 10 november 1996 van Bernard Zweers als de nieuwe pastoor erkende de bisschop dat de Sint-Nicolaas weer volop meedraaide in het katholieke religieuze leven.

Naast de eigen kerkleden met uiteenlopende sociale en culturele achtergronden, telt de hoofdkerk van de Amsterdamse binnenstad inmiddels honderdduizend bezoekers per jaar, waaronder busladingen toeristen. De experimentele abdijliturgie werd aangevuld met traditionele roomse elementen van liturgievieren. “Maar we zijn niet zonder meer traditioneel”, vertelt diaken Eugène Brussee. “We zijn loyaal aan het bisdom en de wereldkerk, maar ook aan de buurt om ons heen. Iedereen is welkom. Wij veroordelen mensen niet, maar verkondigen ook niet dat ze er maar op los moeten leven. Ik beschouw ons als ruimdenkend.”

Als een ware missionaris baande de nu gepensioneerde pastoor Joop Stam zich al een weg tussen de prostituees, daklozen en junks. Diaken Brussee introduceerde ondermeer de Sinterklaasactie. “We gooien niet zoals de mythische Sinterklaas een zak geldnaar binnen bij de armen, waarmee de goedheiligman voorkwam dat een vader zijn dochters aan een bordeel verkocht. Wij geven de prostituees een aardigheidje, iets lekkers of een kaarsje, om ze aan te spreken op hun mens-zijn.”

Het motto: ‘Kerk-zijn in hartje Amsterdam: een heidens karwei’ is volgens de diaken met een knipoog bedoeld. “Ook al valt het niet altijd mee om voldoende aandacht te trekken in een stad waar geloof niet zondermeer op de agenda staat.” Hij voelt zich verbonden met de robuuste stijl en de eenvoud die architect Bleys het gebouw heeft gegeven. “Zo’n bouwwerk heeft een eeuwigheidswaarde. Er is hier ruimte om te bidden, te mediteren, naar gregoriaanse vespers te luisteren. Onder deze hoge koepel kom je los van jezelf. Zodra je de trappen opgaat, laat je de stad achter je en stap je een andere wereld binnen.”